Dit zegt de HEER van de hemelse machten:
Ook al wordt het volk van Israël verdrukt, samen met het volk van Juda, ook al houdt hun vijand hen vast en mogen ze van hem niet gaan – hun Beschermer is sterk. Zijn naam is HEER van de hemelse machten! Hij zal zeker voor hun recht opkomen. Hij zal op aarde rust brengen, maar de inwoners van Babel zal Hij van hun rust beroven. Het zwaard treft de Chaldeeën – spreekt de HEER -, de inwoners van Babel, leiders en wijzen. Het zwaard treft de orakelpriesters, ze staan voor schut. Het zwaard treft de troepen, ze staan verlamd van angst. Het zwaard treft paarden en wagens, en Babels huurlingen worden als vrouwen. Het zwaard treft alle voorraadkamers, ze worden geplunderd. Een verzengende hitte treft alle rivieren, ze vallen droog. Het is een land vol afgodsbeelden, het wordt door demonen tot waanzin gedreven. Er zullen daarom woestijndieren en hyena’s wonen, er zullen struisvogels in ruïnes huizen. Nooit meer zullen er mensen wonen, het blijft ontvolkt tot in het verste nageslacht. Ik heb Sodom, Gomorra en de naburige steden verwoest, Ik liet daar niemand meer wonen – spreekt de HEER. Zo zal er niemand meer wonen in Babel, geen mens zal er nog verblijven.